Kleine t-trauma: de impact van jeugdervaringen op je volwassen leven

Inhoudsopgave

Complex trauma ontstaat wanneer een kind langdurig of herhaald wordt blootgesteld aan ernstige relationele onveiligheid. Het gaat niet om één afgebakende gebeurtenis, maar om structurele ervaringen zoals emotionele of fysieke verwaarlozing, misbruik, herhaalde afwijzing of het ontbreken van responsieve zorg. Omdat dit plaatsvindt in de gevoelige fase van de vroege ontwikkeling, waarin de persoonlijkheid en hechtingsstijl worden gevormd, raakt complex trauma diep verweven met het zelfbeeld en de manier waarop iemand relaties aangaat. Daarom wordt complex trauma ook wel ontwikkelingstrauma genoemd. In de praktijk zien we dit op een continuüm – van mildere sleutelervaringen tot ernstig, langdurig trauma – maar steeds geldt dat de impact groot is omdat het kind in die fase afhankelijk is en nog geen eigen middelen heeft om met onveiligheid om te gaan.
Susan Vroemen
Susan Vroemen
Psycholoog

Tweeluik over kleine t-trauma

Dit artikel is het eerste deel van een tweeluik.
In deel 2 lees je hoe verwerking en herstel van kleine t-trauma eruitzien.


In essentie

  • Kleine t-trauma ontstaat door structurele ervaringen in de kindertijd die je maken dat je je afgewezen of niet goed genoeg voelt zoals je bent. Deze ervaringen vinden vaak plaats binnen relaties met belangrijke verzorgers.

  • Je kunt denken aan zorg die structureel niet beantwoordt aan jouw behoeften als kind, afwijzing, emotionele verwaarlozing, maar ook ervaringen als pesten waardoor je je niet veilig en geaccepteerd voelt. 

  • We noemen deze ervaringen sleutelervaringen of sleutelmomenten. Het zijn gebeurtenissen die op het moment zelf te groot zijn om te verwerken. Omdat je in een afhankelijkheidssituatie zit, ga je je als kind aanpassen om met de situatie om te gaan. Je vormt overlevingsstrategieën die verankerd raken in je hechtingsstijl en je karakter.

  • Er bestaat een breed continuüm: Van mildere sleutelervaringen tot ernstig complex trauma (c-PTSS), afhankelijk van de leeftijd waarop je deze ervaringen opdoet, de duur, mate van dreiging en beschermende factoren. 

  • Herstel is mogelijk, ook als volwassene: Met therapie die werkt op zowel de  fysieke, emotionele als relationele lagen en die je helpt om patronen te doorbreken.

Wat is het verschil tussen grote T en kleine t-trauma?

PTSS en grote T-trauma

Posttraumatische stressstoornis (PTSS) ontstaat meestal na één schokkende, levensbedreigende gebeurtenis – bijvoorbeeld een ongeluk, natuurramp of geweldsincident. Dit wordt ook wel grote T-trauma genoemd. Het veroorzaakt vaak een acute breuk in je gevoel van veiligheid.

Kleine t-trauma

Kleine t-trauma’s zijn ervaringen die niet levensbedreigend zijn, maar die door hun herhaling diep ingrijpen in de ontwikkeling van een kind. Denk aan emotionele verwaarlozing, herhaald pesten of buitensluiten, structurele afwijzing of het ontbreken van steun in zeer stressvolle omstandigheden. Omdat deze ervaringen structureel zijn en plaatsvinden in een periode van afhankelijkheid, raken ze direct aan de kern van je zelfbeeld en je gevoel van veiligheid en verbondenheid in relaties.

Complex trauma (c-PTSS)

De kleine t-trauma ervaringen kun je uitzetten op een continuüm: van mildere sleutelervaringen en tot zeer heftige ervaringen van grote onveiligheid, dreiging en grensoverschrijding zoals seksueel misbruik en ernstige verwaarlozing. Bij complex trauma (c-PTSS) gaat het om die laatste categorie. Deze ervaringen grijpen diep in op persoonlijkheidsstructuur, zelfbeeld en hechting in relaties Vliegen, Tang en Meurs (1).

Wat maakt de gevolgen van kleine t-trauma zo complex?

Ook kleine t-trauma is complex. Deze ervaringen drukken niet alleen een stempel op de ontwikkeling van je zenuwstelsel – waardoor je stress- en emotieregulatie gevoeliger blijven – maar beïnvloeden ook de vorming van hechtingspatronen.

Omdat een kind nog zo jong is, is de hersenontwikkeling in volle gang, en drukken deze ervaringen een stempel op de architectuur en chemische processen in de hersenen (2, 3). De theorie van Allan Schore – de right brain-to-right brain theory – laat zien hoe onze hersenen vanaf het begin afgestemd raken op die van een ander. Vooral via de rechterhersenhelft reageren we op subtiele, non-verbale signalen: een blik, een gebaar, de toon van een stem. In die vroege uitwisseling leren we hoe het voelt om verbonden te zijn. Deze afstemming vormt de basis voor sociale hechting, voor ons vermogen emoties te reguleren en voor het ontwikkelen van een gevoel van zelf en een veilige ander (4).

Wanneer we een breuk in de verbinding ervaren, ervaren we onveiligheid. Dit gaat gepaard met het ervaren van stress. Zo’n emotionele ervaring kan voor een kind overweldigend zijn, zeker voor een heel jong zenuwstelsel dat nog niet volgroeid is. Hoge waarden van stresshormonen die langdurig in het kinderlijfje circuleren regelen het zenuwstelsel in en zorgen voor een grotere gevoeligheid voor stress en angst. Ook op volwassen leeftijd is dit nog terug te zien (5, 6).

We noemen dit soort ingrijpende momenten ook wel sleutelervaringen: ervaringen die zo’n grote emotionele lading hebben dat je dit als kind niet kan verwerken en die daardoor blijvend invloed uitoefenen.

Wanneer ons hechtingssysteem ‘aan’ gaat, zoeken we toenadering tot de ander en proberen we de verbinding te herstellen. Lukt dat niet, dan passen we ons aan om de relatie toch in stand te houden. Zo ontstaan hechtingspatronen: onbewuste strategieën waarin je belangrijke besluiten neemt over hoe je je moet gedragen, wat je van jezelf laat zien en welke delen je beter verborgen houdt (6).

Samengevat:

  • Sensitieve, afgestemde interactie tussen ouder en kind beïnvloedt de hersenontwikkeling en vormt de basis voor zelfbeeld, emotieregulatie en vertrouwen in relaties (4).
  • Sleutelervaringen met een grote emotionele lading, die we niet kunnen verwerken, kunnen leiden tot een grotere gevoeligheid voor stress en angst die tot in de volwassenheid kan doorwerken (5, 6).
  • Je persoonlijkheidsontwikkeling raakt gekleurd door overtuigingen (“ik ben niet goed genoeg”, “ik moet het alleen doen”) en hechtingspatronen waarin je je gaat aanpassen, zoals perfectionisme, pleasegedrag, anderen op de eerste plaats zetten (6, 7).

In deel 2 van dit tweeluik over kleine t-trauma lees je hoe de gevolgen op volwassen leeftijd eruitzien.

Welke gebeurtenissen kunnen kleine t-trauma veroorzaken?

Kleine t-trauma laat vaak sporen na die je dagelijks leven beïnvloeden, ook al zijn de gebeurtenissen op zichzelf minder zichtbaar of dramatisch dan een groot trauma. Het zijn zich in je jeugd herhalende, minder “spectaculaire”, maar relationeel/emotioneel diep ingrijpende ervaringen mee die je ontwikkeling kleuren.

Voorbeelden van kleine t-trauma’s

  • onvoldoende afgestemde, sensitieve en responsieve zorg en aandacht
  • herhaalde afwijzing of emotionele verwaarlozing
  • pesten of buitengesloten worden
  • structurele kritiek
  • intimidatie en agressie
  • gescheiden worden van, of verlies van een ouder op jonge leeftijd
  • ziekte en ziekenhuisopnames in de kindertijd

Belangrijk is dat ook ervaringen die voor volwassenen misschien niet ernstig lijken, voor een kind zeer stressvol en emotioneel ontregelend kunnen zijn. Temeer omdat een kind afhankelijk is en geen alternatieve steunbronnen heeft.

Kleine t-trauma op een continuüm

Niet elke ervaring leidt tot langdurige klachten. De impact wordt mede bepaald door:

  • de leeftijd waarop de gebeurtenissen plaatsvinden
  • de duur en herhaling
  • de aanwezigheid van beschermende personen (bijvoorbeeld een steunende opa of leraar)
  • de mate van dreiging en de intensiteit van de ervaringen

Zo ontstaat er een breed continuüm: van mildere sleutelervaringen, zoals terugkerende afwijzing of emotionele afstand, tot ernstige vormen van ontwikkelingstrauma, zoals chronische verwaarlozing of misbruik (8). Dit continuüm helpt om de impact van ervaringen te begrijpen en richting te geven aan behandeling. 

In de psychiatrische literatuur wordt de term complex trauma (c-PTSS) gebruikt voor langdurig en ernstig trauma, zoals misbruik of structurele verwaarlozing. We gebruiken de termen ontwikkelingstrauma, jeugdtrauma, hechtingstrauma, en vroegkinderlijk trauma om deze ernstige trauma’s aan te duiden. In de psychiatrische diagnostiek is complexe PTSS (c-PTSS) sinds 2019 opgenomen in de ICD-11 (9). In de DSM-5 bestaat deze categorie nog niet.

Relationeel trauma en kleine t-trauma

Kleine t-trauma is altijd relationeel trauma – het ontstaat in de relatie met een belangrijke ander. Maar niet elk relationeel trauma is kleine t-trauma.

Een relationele wond kan ook op volwassen leeftijd ontstaan, bijvoorbeeld door het verliezen van een partner, overspel of misbruik van macht in werkrelaties (10, 11). Deze gebeurtenissen zijn pijnlijk en ontwrichtend, maar hebben doorgaans minder impact op je persoonlijkheidsontwikkeling dan wanneer ze in je vroege jeugd plaatsvinden.

Volwassenen die dit meemaken, ervaren wel vaak gevoelens van afschuw en verbijstering. Wanneer het moeilijk is om de ervaring te verwerken, kun je last houden van gevoelens van bitterheid. In dit kader spreken we dan van het posttraumatisch bitterheidssyndroom (PTBS).

Herstel van kleine t-trauma

Herstel van kleine t-trauma en een veilige hechting is mogelijk (12, 13). Ook op volwassen leeftijd kun je nog groeien en je systeem tot rust brengen. Vaak kun je ook pas als je volwassen bent aan de slag om de wonden te helen. Je bent dan pas los uit de afhankelijkheidssituatie en je komt dan pas uit de overlevingsstand.

Therapie richt zich vaak op drie lagen:

  • de fysieke laag: je zenuwstelsel en emoties tot rust brengen
  • de relationele laag: werken aan vertrouwen en hechting
  • de laag van patronen en overtuigingen: oude strategieën zoals pleasen of perfectionisme doorbreken

Therapie en begeleiding bieden ruimte om emoties alsnog te doorwerken, patronen los te laten en een realistisch zelfbeeld op te bouwen. Meer over het herstellen van kleine t-trauma lees je in deel 2 van dit tweeluik over kleine t-trauma.

Conclusie

Niet alleen grote, levensbedreigende gebeurtenissen hebben ingrijpende gevolgen; juist herhaalde ervaringen van afwijzing, gemis en emotionele verwaarlozing laten diepe sporen na. Omdat deze ervaringen vaak plaatsvinden in een periode van afhankelijkheid, kleuren ze je zelfbeeld, je gevoel van veiligheid en de manier waarop je relaties aangaat. We noemen dat kleine t-trauma. Toch is herstel mogelijk. Door bewust stil te staan bij de sleutelervaringen die jou gevormd hebben en door therapeutisch te werken op lichamelijk, emotioneel en relationeel vlak, kun je stap voor stap oude patronen loslaten. Zo ontstaat ruimte voor nieuwe verbindingen, meer zelfvertrouwen en een gevoel van innerlijke rust.

Veelgestelde vragen over kleine t-trauma


Verder verdiepen

Wil je meer weten over gerelateerde onderwerpen?

Bronnen

  1. Vliegen, N., Tang, E., Meurs, P. (2017) Van kwetsuur naar litteken. Hulpverlening aan kinderen met complex trauma. Kalmthout: Pelckmans Pro
  2. Teicher, M. H., & Samson, J. A. (2016). Annual Research Review: Enduring neurobiological effects of childhood abuse and neglect. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 57(3), 241–266. https://acamh.onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/jcpp.12507
  3. McCrory, E. J., Gerin, M. I., & Viding, E. (2017). Annual Research Review: Childhood maltreatment, latent vulnerability and the shift to preventative psychiatry – the contribution of functional brain imaging. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 58(4), 338–357. https://doi.org/10.1111/jcpp.12713
  4. Schore, A. N. (2019). Right brain psychotherapy. New York, NY: Norton
  5. Heim, C., Newport, D. J., Bonsall, R., Miller, A. H., & Nemeroff, C. B. (2001). Altered pituitary-adrenal axis responses to provocative challenge tests in adult survivors of childhood abuse. American Journal of Psychiatry, 158(4), 575–581. https://doi.org/10.1176/appi.ajp.158.4.575.
  6. Mikulincer, M., & Shaver, P. R. (2016). Attachment in adulthood: Structure, dynamics, and change (2nd ed.). New York, NY: Guilford Press.
  7. Carver C.S., Johnson S.L., McCullough M.E., Forster D.E., Joormann J. (2014) Adulthood personality correlates of childhood adversity. Front Psychol. 5:1357. doi: 10.3389/fpsyg.2014.01357. PMID: 25484874; PMCID: PMC4240049.
  8. World Health Organization. (2019). International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems (11th ed.). ICD-11
  9. UK Trauma Council. (2024). Complex trauma. uktraumacouncil.org
  10. Herman, J. L. (1992). Trauma and recovery: The aftermath of violence—from domestic abuse to political terror. New York, NY: Basic Books.
  11. Courtois, C. A., & Ford, J. D. (2013). Treatment of complex trauma: A sequenced, relationship-based approach. New York, NY: Guilford Press.
  12. Paivio, S. C., & Pascual-Leone, A. (2023). Emotion-focused therapy for complex trauma: An integrative approach. Washington, DC: American Psychological Association.
  13. McCullough, L., Kuhn, N., Andrews, S., Kaplan, A., Wolf, J., & Hurley, C. L. (2003). Treating affect phobia: A manual for short-term dynamic psychotherapy. New York, NY: Guilford Press.