Foto: iStock
Als kind hechten we ons aan onze ouders en in dit proces passen we ons aan. We leren wat we moeten doen om geliefd te zijn en zorg en aandacht te krijgen, en wat we vooral niet moeten doen. We hebben van jongs af aan enorme voelsprieten meegekregen om de signalen op te vangen van goedkeuring en afkeuring. We leren bijvoorbeeld om ons best te doen, klaar te staan voor anderen, of dat het alleen goed is als het perfect is.
Als deze aanpassingen in ons gevoel, gedrag en denken structureel worden, noemen we ze patronen. Deze patronen kunnen zo vanzelfsprekend voelen, dat we niet eens meer in de gaten hebben dat het niet onze werkelijke natuur is. De manier waarop je je leert aanpassen, en leert hoe je (hechte) relaties aangaat met andere mensen, heeft invloed op veel andere aspecten in je leven.
Vier hechtingsstijlen
Volgens de hechtingstheorie van Bowlby zijn er vier hechtingsstijlen die je in het hechtingsproces kunt aanleren. Mensen met een veilige hechting ervaren vertrouwen in zichzelf en in anderen. Daardoor hebben ze meer zelfvertrouwen, zijn ze open over hun gevoelens en behoeften, en ervaren ze meer intimiteit in hun relaties. Ben je niet veilig gehecht, dan kun je jezelf in meerdere of mindere mate herkennen in een van de onderstaande hechtingsstijlen.
- Angstig vastklampende hechting.
- Angstig vermijdende hechting.
- Gedesoriënteerd en gedesorganiseerd hechting.
In de blog Leer jouw hechtingsstijl herkennen worden deze stijlen beschreven. We kennen ze vaak alle vier, maar vaak zie je dat je onder druk vaak naar een favoriete positie terug grijpt. Is dit één van de onveilig gehechte posities? Dan is het ontbreken van een gevoel van veiligheid en vertrouwen, in jezelf of anderen, vaak een thema in je leven. Hierbij is lang niet altijd sprake van complex trauma of jeugdtrauma: ook mensen die redelijk veilig gehecht zijn, kunnen sterke aanpassingspatronen geleerd hebben.
Een hechtingsstijl is een container voor diverse hechtingspatronen
Het gedrag dat je aanneemt om je door een ander geaccepteerd en gewaardeerd te voelen, en erbij te horen, noemen we hechtingspatronen. Deze patronen komen voort uit de hechtingsstijl die je hebt ontwikkeld en is de manier waarop je je bent gaan aanpassen. Deze manier is voor iedereen, ook al heb je dezelfde hechtingsstijl, uniek.
Hechtingsstijlen zijn eigenlijk grote containers die een kleurrijk palet aan hechtingspatronen, ofwel aanpassingspatronen, omvatten. En die zijn bij iedereen dus weer anders. Zo zal de een met een vermijdende hechtingsstijl alles zelf willen beslissen en bepalen, en trekt een ander met dezelfde hechtingsstijl zich vooral terug uit het contact. En je kunt het liefst op jezelf zijn, maar als je dan toch bij anderen bent, je ontpoppen tot een pleaser.
Om te veranderen is deze nuance nodig. Het is belangrijk om in kaart te brengen hóe je je bent gaan aanpassen. Juist in de nuance en in het precies begrijpen hoe jouw patronen eruit zien en wat daar aan ten grondslag ligt, kun je jezelf vrij maken om uit het patroon te stappen.
Twee routes naar aanpassing
In de psychologie gaan we ervan uit dat je al heel jong onbewust besluiten neemt over hoe je je moet gedragen en hoe je bij anderen moet zijn. Die besluiten nemen we onder invloed van ervaringen van afwijzing of door structurele boodschappen die we van onze ouders of belangrijke personen ontvangen. Er zijn dus twee routes naar aanpassing:
1. Boodschappen van ouders over hoe je moet zijn
2. Sleutelervaringen van afwijzing
Het is via deze routes dat ons ego of masker zich vormt en dat we contact verliezen met ons natuurlijke ik.
Route 1: Ouderboodschappen hoe je moet zijn en doen
Als kind voelen we haarfijn aan wat we moeten doen om geliefd, gewaardeerd, en ‘veilig’ te blijven. We leren in dat proces om bepaalde delen of eigenschappen van onszelf op de voorgrond te plaatsen en andere delen op de achtergrond. Ook op hele jonge leeftijd proberen we de wereld en anderen te begrijpen en we ontwikkelen overtuigingen over onszelf en hoe we moeten zijn.
Zo kun je de overtuigingen ‘ik ben niet de moeite waard’ of ‘ik heb niets nodig’ aannemen als er steeds aan je behoeften voorbij gegaan wordt. En de overtuiging ‘als ik anderen help, dan verdien ik toch een plekje’. Op die manier ontwikkel je strategieën om er zo goed mogelijk voor te zorgen dat je steun, liefde, en aandacht krijgt. Het brave meisje in jezelf dat altijd presteert en voor anderen klaar staat, wordt bijvoorbeeld degene die je graag laat zien aan de buitenwereld.
Route 2: Sleutelervaringen
Als jong kind zijn we afhankelijk van onze verzorgers. Een kind heeft het nodig om gezien en gehoord, vastgehouden, en aangeraakt te worden. Een kind vraagt om contact, verbinding en verzorgd worden door uit te reiken. Als die zorg en aandacht niet aanwezig zijn, niet goed is afgestemd, of je wordt als kind afgewezen, dan betekent dat een breuk in de verbinding. Wordt die breuk op een goede manier hersteld, dan wordt de band juist hechter. Wordt het niet hersteld, dan spreken we van een onderbroken uitreiking.
Onderbroken uitreiking
Een onderbroken uitreiking roept bij een jong kind enorme angsten op. Uitreiken is niet meer vanzelfsprekend, en raakt gekoppeld aan angst. En die ervaringen worden opgeslagen in het zenuwstelsel.
We noemen dit sleutelervaringen. Deze ervaringen gaan gepaard met intense emoties zoals verdriet, machteloosheid of boosheid en met een groot gevoel van schaamte. Je hebt het gevoel dat je niet de moeite waard bent of dat je iets verkeerd hebt gedaan. Kenmerk van sleutelervaringen is dat deze emotionele ervaringen op dat moment te groot zijn om te kunnen verwerken.
Het gevolg van een sleutelervaring is dat een kind bepaalde overtuigingen aanneemt en overlevingsstrategieën gaat hanteren die in de toekomst moeten voorkomen dat de gebeurtenis zich herhaalt. Hierbij zal niet iedere ervaring een even grote impact hebben, je kunt gradaties onderscheiden.
Hele heftige sleutelervaringen noemen we complex trauma of relationeel trauma. De term sleutelervaringen of sleutelmomenten wordt vaak gebruikt om de mildere ervaringen van afwijzing aan te duiden. Sleutelervaringen zijn wel altijd relationeel. Ze doen zich voor in relatie tot een ander. Kenmerk van beide is dat je de emoties die ermee gepaard gaan niet verwerkt krijgt en dat je een deel in je bewustzijn afsplitst.
Hierbij is het belangrijk om voor ogen te houden dat ervaringen die je vanuit het oogpunt van een volwassene niet als traumatisch en onveilig zou bestempelen, dat voor een kind wel kunnen zijn. Dit komt door de afhankelijkheid waarin kinderen zitten. Een opmerking van een meester of juf waarbij je scherp wordt afgewezen, zeker als daar ook nog anderen bij zijn, kun je de rest van je leven met je mee blijven dragen. Een ander voorbeeld is gepest worden door kinderen in de klas en daarbij niet gesteund worden door ouders of een leraar.
Je kunt met sleutelervaringen op dezelfde manier werken als met complex trauma.
Verlies van contact met je ware gevoelens
Beide routes kunnen zich afzonderlijk voordoen, maar veel vaker krijg je ze in combinatie met elkaar op je bordje. Je krijgt én boodschappen over hoe je moet zijn en wat je moet doen en laten. Én je maakt momenten mee van heftige afwijzing.
Het resultaat van beide routes is dat je het contact met je eigen gevoelens en behoeften verliest. Een kind zal alles doen om de verbinding met zijn ouders (of belangrijke anderen) in stand te houden, ook als dat ten koste van zichzelf gaat. Je zet (delen van) jezelf opzij en past je aan.
Hechtingspatronen in de volwassenheid
Tijdens het opgroeien pas je jezelf dus aan en verlies je het contact met die delen van jezelf die niet zo gewaardeerd of zelfs afgekeurd worden. Je verliest daarmee het contact met je ware gevoelens en innerlijke behoeften en verlegt de focus van je aandacht naar buiten jezelf. Op dat moment is dat, in die omstandigheden, de beste oplossing.
Het probleem is dat we later in ons leven die strategie in allerlei andere situaties blijven toepassen. Dit is hoe je het kent. Je bent niet meer vrij om een andere manier te kiezen. Het patroon verhindert ons om op een eigen manier om te gaan met de uitdagingen en verlangens in ons leven.
Vastlopen
Als je te veel van jezelf opzij moet zetten, dan komt er vaak een moment dat je vastloopt. Je voelt jezelf niet meer heel, of je zit vast in een patroon van altijd maar moeten, hard werken, of een patroon waarin angst overheerst (faalangst, laag zelfvertrouwen, onzekerheid). Als dit het geval is, dan wordt het tijd om eens te kijken naar welke besluiten je hebt genomen en hoe je je bent gaan aanpassen.
Een aantal hechtingspatronen of overlevingsstrategieën die ons het gevoel geven dat we onze plek verdienen en ons met anderen mogen verbinden, zijn:
- Perfectionisme: je doet nooit iets fout, er kan niets op je aangemerkt worden. Zo kun je niet weggestuurd worden of er aanleiding toe geven dat mensen zich tegen je keren.
- De beste zijn: je zal ze wel eens een poepie laten ruiken en je laat iedereen ver achter je. Zo verwerf je een positie waarin je onschendbaar bent.
- Altijd voor anderen klaar staan: je zorgt dat je de ander werk uit handen neemt. Je voelt je gewaardeerd als een ander blij met je is. Als ze je nodig hebben, is het zelfs nog beter: dan ben je helemaal zeker van je plek.
- Heel effectief en efficient zijn: je bent super snel en neemt daardoor weinig ruimte in. Je zorgt dat je niet te veel vraagt, maar je gaat gewoon aan het werk. Dan word je in ieder geval gedoogd.
- Niets nodig hebben: je hebt het gevoel dat je het alleen moet doen. Je laat anderen niet zien dat je gekwetst of geraakt bent, of iets nodig hebt. Je werkt je in stilte een slag in de rondte. Je hebt het gevoel dat zodra je vraagt, je niet meer zeker bent van je plek.
- Je doet enorm je best, maar als iets makkelijk gaat, heb je het gevoel dat het niet klopt. Je kent het dat je altijd door een bepaalde weerstand heen moet ploeteren. Ergens heb je de overtuiging dat het altijd moeilijk moet gaan en dat het nooit vanzelf gaat. Dat laatste bestaat wel, maar is niet voor jou weggelegd.
Patronen veranderen
Tijdens het opgroeien leren we welke delen gewaardeerd worden en welke we beter niet aan anderen laten zien. We leren welke delen zorgen dat we veilig blijven en door kunnen gaan. En we leren dat andere, meer kwetsbare delen, beschermd moeten worden. Er vinden als het ware splitsingen plaats in ons bewustzijn. En onze natuurlijke radar – die ons ingeeft wat te doen – wordt al vroeg in onze jeugd verstoord, wat leidt tot innerlijke onzekerheid en twijfel.
En er is een kern in ons die intact blijft en ongeschonden. Het helen en verwerken van sleutelervaringen begint met het vermogen om vanuit dit intacte deel contact te maken met de beschermende delen en de kwetsbare delen.
De basis van het veranderproces is zelfs dat we naar die plek in onszelf kunnen waar we intact zijn. Een plek waar we in contact staan met onze rust, wijsheid, en waar we overzicht hebben. Hiervoor moeten we bij de mindfulness en meditatie zijn.
Termen die we gebruiken om die staat van zijn aan te duiden, zijn de observator of waarnemer, of eenvoudig het stiltepunt in jezelf. Vanuit deze laag kun je contact maken met de lagen in jezelf die met de sleutelervaringen in verbinding staan.
Je kunt leren om met een open en nieuwsgierige houding datgene te benaderen wat je tot dan toe in jezelf vermeden hebt. In mijn praktijk is dat misschien wel het belangrijkste onderdeel van de therapie. Je leert om je lichaam te gebruiken als een informatiebron, en om weer verbinding te maken met de gefragmenteerde delen.
Als we dit proces in gaan, is het eerste wat we dan tegen komen de innerlijke criticus.
Innerlijke criticus
Relationeel trauma ontstaat in relatie tot belangrijke anderen en gaat gepaard met niet-verwerkte ervaringen. Omdat de ervaringen niet verwerkt konden worden, dragen ze een emotionele lading. Iets in ons besluit dat we dit niet meer willen meemaken en dat we ons hier tegen moeten beschermen.
Onze innerlijke criticus wordt gevormd op het moment dat we onze verdedigingsstrategie ontwikkelen. Dit deel van ons besluit om ons te beschermen, en situaties van afwijzing in de toekomst te voorkomen. Die bescherming bestaat er meestal uit dat we geen fouten meer mogen maken, die afkeuring over ons afroepen. De criticus ‘helpt’ vervolgens door steeds te evalueren wat we doen en ons te wijzen op tekortkomingen. Zolang we alles ‘goed’ doen, zijn we veilig en blijven die pijnlijke gevoelens toegedekt.
Alleen wanneer we voorbij deze innerlijke criticus komen, kunnen we de emoties ervaren die aanvankelijk zo pijnlijk en misschien wel overweldigend waren. En op dat moment kunnen we ze ook verwerken. Op een zelfde manier kun je beetje bij beetje de negatieve overtuigingen die je over jezelf hebt loslaten, waardoor je steeds meer vanuit je authentieke kern in het leven staat.
In therapie?
Heb ik therapie nodig? Therapie is lang niet altijd nodig. Het leven helpt zelf een handje door je in het hier-en-nu precies die situaties voor te schotelen waar je van kunt leren. Als je jezelf aanleert om met een mindfulle houding steeds na te gaan wat een situatie met je doet, kun je op een nieuwe manier reageren in plaats van vanuit het oude hechtingspatroon. Je doet zo nieuwe ervaringen op, die het patroon ontkrachten.
Merk je dat het echt lastig is om uit het patroon te stappen, omdat het zo automatisch gaat, of omdat je de vinger niet goed achter de triggers krijgt, dan kan het fijn zijn als iemand een tijdje met je meekijkt. Je kunt dan samen kijken welk patroon jouw klachten veroorzaakt en welke sleutelervaringen, gevoelens en overtuigingen hieraan ten grondslag liggen.
Zoek een therapeut die het paadje van binnenuit kent en die ook ervaringsgericht met je kan werken. Door ervaringsgericht te werken zul je ook gevoelsmatig weer verbinding maken met de onderliggende gevoelens van afwijzing en pijn. Een goede therapie leert je stap voor stap om contact te maken met je innerlijke kern. Door de combinatie van hoofd en hart, inzicht en gevoel, kun je je ervaringen integreren en je besluiten hierover herzien.