Foto: iStock
Tijdens het hechten ontwikkelen we strategieën om ons veilig te voelen en zorg, aandacht, en waardering te krijgen. We willen ons geborgen, verzorgd, en geliefd weten.
De primaire beweging van een kind is het zoeken van nabijheid van een ‘grotere en sterke’ ander als je onveiligheid ervaart. Je zoekt dan iemand die jou kan beschermen. Als je je onveilig voelt, ervaar je stress. Kinderen die in tijden van stress geholpen en getroost worden ontwikkelen daardoor een positief zelfbeeld: ze ervaren dat ze het waard zijn om aandacht te krijgen en geliefd te worden.
Tegelijkertijd ervaren ze dat anderen betrouwbaar en beschikbaar zijn voor hulp en troost. Dit leidt tot een positief beeld van de ander. Voor een goede geestelijke gezondheid en persoonlijkheidsontwikkeling is het nodig dat een jong kind zich veilig kan hechten in een warme, intieme, continue en voorspelbare relatie met zijn ouders.
Onveilige hechting: strategieën om liefde en aandacht te krijgen
Er zijn ook kinderen die opgroeien in een omgeving waar ouders of verzorgers niet of nauwelijks beschikbaar zijn om troost of hulp te bieden wanneer het kind onveiligheid en stress ervaart, of waarin zelfs sprake is van verwaarlozing of misbruik. Dit leidt tot negatief beeld van zichzelf en/of anderen. Bij deze kinderen werkt de primaire strategie van nabijheid zoeken niet. Zij ontwikkelen daarom andere strategieën om met stress om te gaan.
Bij de hyperactiverende strategie gaan de kinderen intensiever op zoek naar nabijheid. Dit gaat gepaard met een verhoogde alertheid voor signalen die wijzen op scheiding of afwijzing, en tegelijkertijd een grote behoefte aan bevestiging, aandacht en steun.
Bij de deactiverende strategie heeft het kind de verwachting opgegeven dat hij steun van een ander kan krijgen, en zoekt hij niet meer naar nabijheid. Het belang van intieme relaties wordt ontkend en het kind stelt zich onafhankelijk op: hij gaat het zelf doen.
Van strategieën naar stijlen
Op basis van deze hechtingsstrategieën ontstaan vier hechtingsstijlen. Deze zijn gebaseerd op twee dimensies: het beeld dat men van zichzelf heeft en het beeld dat men van de ander heeft. Beide beelden kunnen zowel positief als negatief zijn.
Een positief zelfbeeld betekent dat men zichzelf ziet als iemand die de moeite waard is om geliefd en gesteund te worden. Bij een negatief zelf beeld denkt men dat men die liefde en steun niet waard is.
Een positief beeld van de ander betekent dat men die ander kan vertrouwen en dat hij toegankelijk en beschikbaar is. Een negatief beeld van de ander betekent dat men de ander ziet als onbetrouwbaar en afwijzend. Dat levert vier verschillende hechtingsstijlen op:
Veilige of zekere hechting
Het kenmerk van een veilige hechting is dat er een gezonde balans is tussen autonomie en verbinding. Er is vrijheid en flexibiliteit om te kiezen welk gedrag het beste is in een gegeven situatie. Je hebt toegang tot je gevoelens, en je kunt je aandacht richten op de lichaamssensaties die je waarneemt. En je weet wat er omgaat in je hoofd. Met andere woorden: je bent goed in contact met jezelf.
Je voelt je op je gemak in vertrouwelijke relaties en blijft in het contact met de ander ook goed naar jezelf luisteren. Je vertrouwt andere mensen en vindt het prettig als anderen jou vertrouwen en op je rekenen. Je maakt je geen zorgen over alleen zijn, en ook niet over de vraag of anderen je wel of niet accepteren zoals je bent.
Angstig vermijdende hechting
Als je een angstig vermijdende hechtingsstijl hebt, werd je als kind sterk afgewezen of aan je lot overgelaten. Of je had ouders die structureel over je grenzen gingen met controlerend gedrag. Bij het vermijdend patroon heb je een deactiverende hechtingsstrategie. Wanneer je een nare ervaring meemaakt, zet je jezelf als het ware ‘uit’ om alle interne en externe signalen dat het niet goed met je gaat te kunnen negeren. Die signalen zetten namelijk je hechtingssysteem aan en dat betekent nabijheid zoeken van een ander. Dat is wel het laatste wat je wil: jouw ervaring is dat die ander er niet voor je is.
Je hebt geleerd om je te redden zonder nauwe emotionele banden en om alleen op jezelf te vertrouwen. Een nare situatie verwerk je daarom liever als je weer veilig alleen bent. Het is voor jou belangrijk dat je onafhankelijk bent en het gevoel hebt dat je anderen niet per se nodig hebt. Je stelt je niet afhankelijk op en je krijgt het erg benauwd wanneer anderen zich afhankelijk van jou opstellen. Je gaat dan uit contact.
Angstig gepreoccupeerde of vastklampende hechting
De angstig vastklampende hechting wordt, kom je ook tegen onder de namen gepreoccupeerde of ambivalente hechtingsstijl. Je hebt een hyperactieve hechtingsstrategie en je zou het liefst al je gevoelens met anderen delen. Persoonlijk en vertrouwelijk contact vind je belangrijk en plezierig, maar je merkt vaak dat anderen meer afstand houden dan jij prettig vindt..
Bij deze hechtingsstijl laat je veel van anderen afhangen omdat je de verbinding koste wat kost wilt behouden. Daardoor heb je de neiging om jezelf te verliezen en te toegeeflijk te zijn. Je staat altijd voor een ander klaar, ook als het eigenlijk niet uitkomt. Ergens voel je wel dat je je eigen grenzen over gaat maar als puntje bij paaltje komt, zwicht je toch weer.
Je kunt geheel in beslag genomen worden door de vraag of de verbinding nog wel goed is. Als het even wat minder gaat, zit je in zak en as en ga je frequenter en intensiever contact zoeken om iemand naar je toe te halen. Je kunt radeloos worden en gaan ‘grijpen’ als je het gevoel hebt dat je verlaten wordt.
Gedesoriënteerde of gedesorganiseerde hechting
In het Engels heet de gedesorganiseerde hechting ook wel een ‘unresolved state of mind’. Het ‘unresolved’ heeft betrekking op het trauma van destijds. Je bent op een cruciaal moment, of langdurig, ernstig in de steek gelaten, en mogelijk was er dreiging of mishandeling. Je hebt toen de conclusie getrokken dat je niet gewenst bent en dat anderen je liever niet willen, of zelfs een bedreiging vormen.
Omdat je toch moest hechten (we hechten ons hoe dan ook), is hier eerder sprake van een gevoel van overgeleverd zijn aan de ander: je kunt er niet onderuit. Je blijft het liefst uit de buurt, maar je voelt je ook afhankelijk en daardoor verplicht om in de relatie te investeren. Je hebt het gevoel dat je iets met de ander ‘moet’.
Deze onzekerheid maakt dat je meer met de relatie bezig bent dan je zou willen. Het voelt als een spanning die je moet oplossen. Het leidt tot een ambivalent patroon van contact zoeken, dan weer terugtrekken.
Naast de veilige hechting zijn er dus 3 hechtingsstijlen die duiden op een onveilige hechting. Een nuancering is hier op zijn plek. De hechtingsstijlen worden vaak als 4 categorieën weergegeven. Ik doe dat hierboven ook. Het is overzichtelijk en ordent de informatie. Dat neemt niet weg dat we veilige en onveilige hechting kunnen zien als een continuüm waarbij je meer of minder veilig gehecht kunt zijn.
Veilige hechting – onveilige hechting is een continuüm
Op het continuüm van veilig naar onveilig gehecht is in steeds grotere mate sprake van verankering van onveiligheid en de onveilige hechtingsstijl in de persoonlijkheidsstructuur. Hieronder geef ik, op basis van de ervaringen in mijn praktijk, mijn visie op dit continuüm.
Hechting hangt nauw samen met de ervaringen die we hebben opgedaan in onze vroege jeugd. Heb je heel jong structureel heftige ervaringen van misbruik, verwaarlozing en geweld meegemaakt, dan zul je op het continuüm aan het uiteinde van de onveilige kant zitten en zal je hechtingsstijl dieper in je persoonlijkheidsstructuur verweven zijn.
Bij mildere ervaringen, een wat oudere leeftijd, of voldoende hulpbronnen, zit je meer aan de veilige kant. Je kunt weliswaar sterke aanpassings- ofwel hechtingspatronen ontwikkeld hebben, maar de impact op de ontwikkeling van je persoonlijkheidsstructuur zal minder ingrijpend zijn. Ook kun je later terugvallen op voldoende positieve ervaringen als je de negatieve gaat verwerken.
Symptoom
Je hebt eenmalig, of meerdere keren, maar zeker niet structureel een sleutelervaring meegemaakt. Een sleutelervaring is een emotioneel heftige ervaring die je emotioneel niet kunt verwerken. Je besluit (vaak onbewust) dat die zoiets nooit meer mee wil maken.
Een situatie later in je leven die gelijkenissen met de ervaring van toen vertoont, kan een trigger vormen waardoor je terug grijpt op een van de onveilige hechtingsstijlen. Je wordt bijvoorbeeld vermijdend en trekt je terug uit het contact als je iemand tegenover je hebt die onvoorspelbaar is en niet zo betrouwbaar is.
Karaktertrekken
Je kent onveiligheid goed en jouw sleutelervaringen waren meer structureel. Of je kreeg structureel bepaalde boodschappen (opgelegd) over hoe je moest zijn en doen. Op basis hiervan heb je bepaalde patronen ontwikkeld om je geborgen of gewaardeerd te voelen. Sommige van die hechtingspatronen zijn zo standaard geworden dat ze als bepaalde karaktertrekken herkenbaar zijn.
Je had de beschikking over voldoende hulpbronnen waardoor je een ijkpunt in jezelf hebt waar je naartoe kunt. Je hebt daardoor voldoende natuurlijk ik-gevoel om deze karaktereigenschappen te onderkennen als niet-eigen en in te zien dat je regelmatig vast zit in je aanpassingspatronen waarin je niet trouw bent aan jezelf.
Hele heftige sleutelervaringen noemen we complex trauma of ontwikkelingstrauma. Sleutelervaringen zijn veel milder maar beïnvloeden eveneens je ontwikkeling. Je kunt er op dezelfde manier mee werken als met complex trauma.
Persoonlijkheidsstructuur
Je hebt structureel en vanaf jonge leeftijd een grote mate van onveiligheid meegemaakt. Vaak is er sprake van complex trauma of ontwikkelingstrauma. Jouw hechtingsstijl is gedurende je ontwikkeling ingesleten in je persoonlijkheidsstructuur. Vaak heb je hier zelf ook veel last van, maar je krijgt er niet goed grip op. Je mist een referentiepunt in jezelf. In ernstige mate, aan het einde van het continuüm spreken we van een persoonlijkheidsstoornis. In dit filmpje van GGzE wordt dat uitgelegd.
Let op dat de situatie bepaalt of het gedrag wijst op een onveilige hechting of niet. Een bepaalde houding of gedrag kan namelijk volkomen gepast zijn in een specifieke situatie. Zo kan een veilig gehecht persoon besluiten om zich uit het contact terug te trekken (vermijdend) als hij iemand tegenover zich heeft, die toch niet van plan is om naar hem te luisteren.
Daarnaast is het goed om in gedachten te houden dat we vaak een favoriete basispositie hebben, maar dat we meerdere hechtingsstijlen kennen. We hebben namelijk vaak meerdere verzorgers gehad, en we ontwikkelen sowieso later in onze jeugd ook relaties met andere mensen zoals een leraar of een aardige buurvrouw waar je een band mee krijgt.
Hechting en relaties in het hier-en-nu
Onze hechtingsstijl is een weerslag van onze overtuigingen over onszelf en anderen. We slaan deze overtuigingen op en deze bepalen onze verwachtingen en gedrag. Ze vormen op die manier interne werkmodellen. De werkmodellen en de gedragspatronen die hieruit volgen, vormen de kern-ingrediënten van iemands persoonlijkheid. We passen deze werkmodellen toe in nieuwe situaties, nieuwe ontmoetingen, nieuwe contacten en relaties. Hechting speelt dus niet alleen op jonge leeftijd een rol, maar doet dat gedurende het hele leven. We noemen deze werkmodellen in een metafoor ook wel de bril waardoor je naar de wereld kijkt.
Een bril die een vertekend beeld geeft?
Overigens is het niet per se zo dat die bril een vertekend beeld geeft. Je kunt meestal juist heel goed zien wat er gebeurt. Als je als kind een ouder had die plotseling enorm boos kon worden, dan heb je meestal goed geleerd om de signalen te herkennen. Je zult in het hier-en-nu vaak sneller dan anderen opmerken dat bij iemand de spreekwoordelijke emmer overloopt.
Het werkmodel werkt veel meer zo dat een situatie met kenmerken, ofwel triggers, van de kindertijd, je kan terugbrengen naar de onveiligheid van toen. Hierdoor kom je in hetzelfde gevoel van machteloosheid terecht als waarin je als kind zat. Dit lokt de overlevingsstrategie van toen uit (om bij het voorbeeld te blijven van iemand die boos wordt: je gaat bijvoorbeeld op je tenen lopen om de ander gunstig te stemmen).
Als kind had je echter veel minder mogelijkheden om de situatie te sturen omdat je veel afhankelijker was. Als volwassene zijn die mogelijkheden er vaak wel: je kunt de ander aanspreken, vragen wat er aan de hand is, en grenzen stellen.
De Amerikaanse klinisch psycholoog David Wallin komt op basis van zijn praktijkervaringen en diepgaand literatuuronderzoek tot dezelfde visie. Hij werkt deze uit in zijn boek Gehechtheid in psychotherapie.
Het continuüm: hoe vaak zet je je bril op
Het continuüm van veilig naar onveilig kun je zo zien dat als je redelijk veilig gehecht bent en slechts ‘symptomatisch’ bij bepaalde triggers naar onveilig hechtingsgedrag grijpt, je de bril af en toe opzet. Zit het gedrag meer verankerd in je gedrag en is het iets waar je in soortgelijke situaties standaard naar terug grijpt, dan zit de bril wat vaker op je neus. En is de hechtingsstijl in je persoonlijkheidsstructuur verankerd dan heb je bijna continu de bril op.
Nogmaals: in mijn praktijk zie ik dat de bril vooral de blik op onze eigen mogelijkheden kleurt dan dat we de werkelijkheid vertekend waarnemen. Een voorbeeld: een leidinggevende die geen vertrouwen geeft en micromanagement toepast, kan op die controlerende ouder lijken van wie je nooit iets mocht. Als je je als kind maar schikte, omdat je daar niet opgewassen was, kun je bij deze leidinggevende in het oude gedragspatroon stappen en je klein maken. Je hebt het idee dat je geen invloed op zijn of haar gedrag of de situatie kunt uitoefenen. Je bewust worden en uit het patroon stappen betekent dat je het gesprek aan gaat, of een overplaatsing vraagt.
Romantische relaties
Ook een romantische liefde kun je zien als een hechtingsproces vergelijkbaar met het hechtingsproces tussen ouder en kind. Dit hechtingsproces wordt beïnvloed door de manier waarop het hechtingsproces in het gezin van herkomst van de beide partners is verlopen.
De vermijdende strategie uit zich in romantische relaties als bindingsangst, en de vastklampende strategie als verlatingsangst. Ben je gedesoriënteerd en gedesorganiseerd gehecht, dan zal je een onvoorspelbare mix van aantrekken en afstoten laten zien, en herken je zowel bindingsangst als verlatingsangst bij jezelf.
Kun je je hechtingsstijl veranderen?
In therapie kijken we naar de patronen, ook wel strategieën genoemd, die je ontwikkelde om in je omgeving geaccepteerd te worden en zorg, liefde, en aandacht te ontvangen. Hechtingspatronen leven hun eigen leven zolang ze onbewust zijn, maar er zijn wel degelijk manieren om deze te veranderen. Als je later in je leven groeit van een onveilige hechtingsstijl naar een veilige hechtingsstijl noemen we dat verworven veilige hechting, of verworven gehechtheid.
Meer lezen? Op deze pagina van Pleegzorg vind je een uitleg van de hechtingsstijlen vanuit het perspectief van het jonge kind.