Foto: Thomas Kilbride
Ontwikkeling van een gevoel van identiteit vindt, volgens de ontwikkelingstheorie van Erik Erikson, plaats in een aantal fasen. In iedere fase krijgen we een psychosociale ontwikkelingstaak die we moeten oplossen. Zo’n taak bestaat uit het oplossen van een spanningsveld tussen schijnbare tegenstellingen. In deze reeks bekijken we wat iedere fase inhoudt. Het begint bij het ontwikkelen van vertrouwen en hechting. Er zijn in totaal acht fases.
In deze blog bespreken we de vijfde fase die zich richt op identiteit. Vragen als “Wie ben ik?”, “Waarom besta ik?”, en “Wat beteken ik voor anderen?” vormen de basis van identiteit. Het draait om je ‘eigenheid’ en wat jou uniek maakt in vergelijking met anderen. Deze fase vindt plaats tijdens de adolescentie in de leeftijd van ongeveer 12 en 18.
De vijfde fase in het kort
Deze vijfde fase van psychosociale ontwikkeling samengevat:
- Psychosociaal conflict: identiteit versus verwarring
- Grote vraag: “Wie ben ik en waar sta ik voor?”
- Levensvaardigheid: je eigen kwaliteiten en rol in het leven definiëren
- Sociale interacties die belangrijk zijn: vriendschappen
Onze zelfkennis en identiteit ontwikkelen we door middel van ervaringen. Gedurende ons leven worden we geconfronteerd met situaties waarin we voortdurend keuzes moeten maken over wie we willen zijn. Indien we angstig en onzeker zijn, en de moed en bereidheid ontbreekt om nieuwe ervaringen aan te gaan, dan is het gevaar dat we te snel settlen en niet tot volle bloei komen.
Verwarring en onzekerheid kunnen verdragen
Wanneer we verwarring en onzekerheid kunnen verduren, ontstaat er ruimte om te onderzoeken wat wel en niet bij ons past. En dat leidt tot groei.
Tijdens de overgang van kindertijd naar volwassenheid kun je als tiener onzekerheid of verwarring ervaren met betrekking tot je identiteit en je plek in de samenleving. Om een gevoel van eigenwaarde te ontwikkelen, experimenteren we met verschillende rollen, activiteiten en gedragingen. We willen onszelf leren kennen in de ogen van anderen. Volgens Erikson is dit van cruciaal belang voor het vormen van een sterke identiteit en het vinden van richting in het leven.
De innerlijke toets
In de vorige fasen zijn je vermogens gegroeid. Je kunt nu zelfstandig gaan bekijken wie je bent en wat wel en niet bij je past. Je wordt steeds meer eigen, een individu, steeds meer je zelf. Het is steeds de uitdaging om je eigen stem te vinden te midden van een wereld vol afleiding, angst en onwetendheid.
Identiteit draait om eigenheid. Wat is eigen voor jou? Wat zijn jouw diepste verlangens? Dit vereist grondig zelfonderzoek: je moet jouw eigen antwoorden vinden op de vragen “Wie ben ik en wat wil ik?”. Zonder heldere antwoorden op deze vragen zullen we voortdurend blijven zoeken naar onze ware rol in het leven.
Rolverwarring
Als je als kind onvoldoende in contact kunt komen met je eigen verlangens, hetzij doordat je te veel bezig bent met zaken buiten jezelf, hetzij omdat de buitenwereld je van alles oplegt, ervaar je wat Erikson ‘rolverwarring’ noemde. Je hebt dan geen duidelijk beeld van wie je bent of wat je wilt. Op latere leeftijd kun je de neiging hebben om van de ene baan of relatie naar de andere te gaan, omdat je niet echt weet wat bij je past. In plaats van een gevoel van persoonlijke samenhang te ervaren, voel je je teleurgesteld en verward over jouw plek in het leven.
Conclusie
Identiteit gaat over individualiteit. Wat maakt jou uniek? Wat zijn jouw diepste verlangens? Dit vereist grondig zelfonderzoek: je moet jouw eigen antwoorden vinden op de vragen “Wie ben ik en wat wil ik?” Hoewel ouders en familieleden nog steeds invloed hebben op hoe adolescenten zichzelf zien, worden externe factoren steeds belangrijker in deze tijd. Als je als kind niet voldoende in contact kunt komen met je eigen verlangens, en niet leert om naar je innerlijke kompas te luisteren, kun je ervaren wat Erikson “rolverwarring” noemde.